1380 - 1905
Deze maal een stuk over de bedreigde biersoort Kluin. Het haverbier waar Groningen trots op is. Kluin, ook bekend als kluun, klun, kloen, kluyn of cluyn is een bier met een van de langste levenslopen in de Nederlandse biergeschiedenis. Een recept van dit bier is gevonden in een oud gildedocument uit 1476 in het Gronings stadsarchief. Het bier zelf bestond toen al heel lang. Waarschijnlijk vanaf ongeveer 1380, maar vanaf ongeveer 1430 in de vorm zoals die in 1476 werd beschreven. In eerdere blogs schreef ik over hoe begin 14e eeuw het Hoppenbier ontstond als antwoord op de Bremer en Hamburger bieren die de gruitbieren uit de markt drukten. Hoppenbieren waren gehopte bieren gemaakt met een groot deel haver (tot wel 75% van de mout). Er zat zoveel haver in omdat gerst in Nederland nauwelijks voorhanden was. In het noordoosten van het land was dit anders. In de Groninger ommelanden groeide gerst prima. Ook hop gedijde daar uitstekend. Vooral de Drentse gemeente Peize groeide uit tot een echte hopregio. Zodoende kon Groningen een eigen antwoord formuleren op de invasie van de Hanzebieren. Een antwoord dat duidelijk afweek van het Hollandse Hoppenbier. Het kluinbier was het eerste bier uit de lage landen dat voor het grootste deel uit gerstemout bestond. In kluin zit feitelijk meer gerst (60%) dan haver (40%). Is het dan niet vreemd om over een haverbier te spreken? Nee, toch niet. In de meeste bieren wordt tegenwoordig alleen of voornamelijk gebruik gemaakt van gerstemout. Dat de mout in kluin voor 40% uit haver bestaat maakt het echt afwijkend en daarom kan van een haverbier worden gesproken.
De mout voor kluin werd gebrand. Het was dan ook een bruinzwart bier met een wat geroosterde smaak. Het lijkt hierdoor wat op de stouts van tegenwoordig. Het was een behoorlijk moutig, dik bier met veel graan. Behoorlijk troebel, draderig, vol en wat vettig. Het bier was verder zoetig en bitter door de hop, maar toch met een zacht mondgevoel door de haver. Erg voedzaam. Althans, dit gold voor de meest sterke versie. Er was een dunne versie voor de dagelijkse vochtinname, een gewone of "gemeene" versie (enkel principael) en een dubbele versie voor speciale gelegenheden die wel 9% alcohol had. Het bier was gelijk al populair en vormde via de geheven accijnzen een voorname inkomstenbron voor de stad Groningen. In 1424 kende de stad wel 273 bij het gilde aangesloten brouwers. Groningen stond bekend om zijn kluin. Het werd vooral "geëxporteerd" naar Friesland, Drenthe en Holland. Daar was het een relatief duur en exclusief bier. In Groningen zelf was dat niet zo. Daar was het goedkoper dan Hollands bier en was het een echte volksdrank. Het moet een koppig drankje zijn geweest. Er zijn legio verhalen over hoe de door kluin benevelde Groningers (in die tijd ook wel bekend onder de geuzenaam Kluunkoppen) met elkaar op de vuist gingen. Kluin is toch vooral een regionaal succes gebleven. Vanaf de 17e eeuw nam de populariteit af. De smaak van het publiek veranderde. Men dronk meer lichte, dunne bieren als kuit. Ook koffie en thee raakten in zwang. De kwaliteit van het kluinbier zelf nam ook af. Dat kwam vooral door het brouwwater. De kluinbrouwerijen waren gevestigd aan de Hoge en Lage der A. Zo kon water uit de Drentsche Aa worden gebruikt. Dit water raakte echter steeds meer vervuild. In de 18e eeuw is kluin in de stad Groningen inmiddels niet meer het belangrijkste bier. In de 19e eeuw zien we kluin nog voornamelijk als seizoensbier. Het wordt in de winter gebruikt als ingrediënt voor Heet bier (of hait bier in het Grunnings). Dit warm gedronken bier was een opkikkertje tijdens o.a. het schaatsenrijden. In 1904 wordt er nog voor het laatst geadverteerd voor kluinbier, maar daarna verdwijnt het en raakt het recept in de vergetelheid. Vanaf de jaren tachtig zijn er af en toe wel weer brouwers geweest die zich aan het bier hebben gewaagd. Het blijkt nog behoorlijk lastig te zijn om kluinbier te brouwen. Geen van de initiatieven is een lang leven beschoren. Toch wordt het bier vanaf 2014 weer op kleine schaal gebrouwen. Er zijn momenteel nog 2 kluinbieren verkrijgbaar. Van beide bieren is het onzeker of deze ook in de toekomst nog zullen worden gemaakt. Vandaar dat ik het over een bedreigde biersoort heb. Kom op Groningse brouwers! Met al dat speciaalbier zou er toch ook een plekje voor dit historische brouwsel moeten zijn?
Het was nog lastig om aan kluinbier te komen. Allereerst probeerde ik de Cluyn 1476 van
brouwerij Toon van den Broek te bemachtigen. Op hun site staat dat het bij de bierkoning in Amsterdam werd verkocht. Een ritje die kant op bleek echter vergeefs. Dan maar de brouwer direct benadert. Met wat heen en weer gemail kon ik gelukkig een afspraak met Gerry Ann (mede-brouwster en tevens echtgenote van Toon) maken. Via haar kreeg ik toch nog het begeerde elixer, waarvoor nogmaals mijn dank. Ik kreeg 2 versies van de Cluyn 1476. Het schetste mijn verbazing wel dat deze bij consumptie behoorlijk verschillend bleken te zijn terwijl de etiketten toch vrijwel identiek zijn. Allereerst een "oude" Cluyn. Deze fles was gebotteld in 2015 en zou daarna tenminste anderhalf jaar houdbaar zijn. De fles was dus eigenlijk al wat over datum, maar dat mocht de pret niet drukken. Het is een licht zoetzurig bier met een warm oranje kleur en een lichte troebelheid. Ik heb gelezen dat er een brett-versie van dit bier bestaat. Ik dacht niet dat deze dat was, maar het zurige maakt me toch wat aan het twijfelen hierover. Het is in ieder geval een mooi zacht bier dat toch ook wel vol smaakt. Eigenlijk een mooi zomers bier. Dat lijkt niet helemaal overeen te komen met de beschrijvingen die ik ken van het middeleeuwse kluin. Dat zou een zwaar winterbier zijn. Vreemd. Ook kreeg ik een onlangs gebottelde fles. Gerry
Ann vermeldde hierbij dat dit bier nog wel wat moest rijpen voor het echt op smaak zou zijn. We zijn inmiddels 2 maanden verder en mijn geduld is op (bovendien werd het hoog tijd om kluinbier in deze blog te behandelen). De fles is dus vandaag geopend. Dit bier komt veel meer in de buurt van wat ik van kluinbier verwacht. Een donker en vol bier met een flinke moutige, geroosterde en licht zoetzure smaak. Dit heeft inderdaad wel wat weg van stoutbier, maar is toch veel zachter. Dat zou een eigenschap van de haver zijn. Het ruikt wat naar caramel en kandij. Niet een heel rijk smaakpalet, maar wel heel mooi. De brouwer zelf omschrijft het bier als slow beer omdat het een redelijk lange lagertijd heeft. Geryy Ann vertelde me dat het niet zeker is of ze de Cluyn in de toekomst zullen blijven maken. Zij zien zichzelf in eerste instantie als brouwers van gueuze en lambiekbieren (al mag je die natuurlijk niet zo noemen als ze uit Groningen komen) en de Cluyn is een beetje een bijprodukt. Ik heb haar aangegeven dat ik het jammer zou vinden als ze ermee stoppen. Zeker omdat zij de enige ter wereld zijn die deze biersoort nog maken.
Het andere kluinbier dat nog alleen mondjesmaat wordt verkocht is de Cluyn 6.8 van Brouwerij Vechter uit eveneens Groningen. Als je dit bier nog te pakken kunt krijgen laat het dan niet staan, want het zal binnenkort geheel niet meer verkrijgbaar zijn. De brouwerij zelf heeft de
activiteiten namelijk stopgezet. Als je naar de website gaat kom je bij een webshop voor kleding uit. Jammer hoor. Op internet zijn nog wel wat fragmenten te vinden over de brouwerij waaruit het enthousiasme blijkt waarmee ze gestart zijn. Het mocht blijkbaar niet zo zijn. In de jaren 80 was er een andere Groningse kluinbrouwer die zijn passie zag eindigen in een faillissement. Ronald Mengerink heette hij. De kenners onder ons gaat bij die naam wellicht een belletje rinkelen. Is dat niet de eigenaar van de uit België opererende succesvolle brouwerij De Dochter van de Koorenaar? Juist die ja. Wellicht is er dan ook nog een mooie brouwtoekomst voor Marco Molhoek van brouwerij Vechter weggelegd. We zullen het meemaken (of niet). Ik ben in ieder geval blij dat ik nog een paar flesjes van hun Cluyn 6.8 uit 2016 heb kunnen bemachtigen. Dit bier is gebaseerd op hetzelfde hopvoorschrift als de Cluyn 1476 van Toon van den Broek en lijkt dan ook erg op de onlangs gebottelde versie daarvan die ik hierboven beschrijf. Een donker bier met een wat zoetige, kruidige, maar ook volle smaak. Mout, caramel, rozijnen en lichte bitterheid. Weinig schuim en een medium body. Een prachtbier dat een langer leven had verdiend als het aan mij lag.
Hopelijk gaat Brouwerij Vandenbroek gewoon door met het brouwen van hun mooie kluinbier, maar 1 brouwer van deze lekkernij is toch wel wat weinig. Mocht het toch uitsterven dan ligt er natuurlijk nog altijd dat recept in het Groninger stadsarchief. Toch hoop ik dat dit bier in deze tijd van craftbeer, slowfood en steeds populairder wordende regioproducten kan blijven bestaan. Groninger brouwerijen als Bax en Martinus (en Toon van den Broek natuurlijk): Ik reken op jullie om dit stuk Groninger biererfgoed in leven te houden!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten