Zoeken in deze blog

zaterdag 30 september 2017

8. Poorter of Porter??

De Amsterdamse Bierkaai
Ik was wel eens eerder een Poorter tegengekomen en was er altijd vanuit gegaan dat het een beetje als "oud Hollandsche" aanduiding voor de Engelse Porter bedoeld was. De Engelse porter die, zoals jullie misschien weten, ergens aan het begin van de 18e eeuw in Londen ontstond. Vanaf de 14e eeuw wordt er echter in diverse documenten uit de lage landen gesproken over een bier genaamd Poorter. Was dit hetzelfde bier? Een voorloper ervan misschien? Of is het niet meer dan een toevallige gelijkenis in namen? Wat voor bier was die Poorter dan........en is het misschien zo dat het bier waar de Britten zo trots op zijn stiekem gewoon uit de Hollandse klei is getrokken? Dat vraagt om wat speurwerk!

Het was nog niet zo makkelijk om meer over het Poorterbier uit de lage landen te weten te komen. Alleen op de site van Brouwerij de Witte Klavervier wordt Poorterbier genoemd onder de Nederlandse bierbenamingen. Ook wordt daar een link met de Engelse Porters niet uitgesloten. In het boek "Bier in Nederland: een biografie" van Marco Daane, dat ik zo'n beetje als het standaardwerk over de Nederlandse biergeschiedenis beschouw, komt de term Poorter in het geheel niet voor. Hoe kan dat nu? Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat Daane niet op de hoogte zou zijn van deze biersoort als deze wel heeft bestaan. Bestond het dan niet? Er wordt vanaf 1301 wel degelijk geregeld in documenten uit de Nederlanden gesproken over Poorterbier. Hoe zit dat nu?

Eerst maar eens uitzoeken waar het woord poorter eigenlijk voor staat. Wikipedia geeft aan: "Poorter is een in de Nederlanden voorkomende historische benaming voor een burger die zich het recht verworven had om binnen de poorten van een plaats met stadsrechten te wonen". Zoals misschien bekend betekende het hebben van stadsrechten in de middeleeuwen o.a. dat een plaats een stadsmuur mocht bouwen. De inwoners die binnen de poorten woonden waren dus de poorters. Ik heb andere verklaringen voor de naam gelezen die stellen dat poorters arbeiders waren die sjouwwerk in de haven uitvoerden. Volgens mij klopt die verklaring niet en wordt de term verward met het Engelse woord porter of carrier dat weer wel op havenarbeiders duidt. Poorterbier lijkt dus niets meer of minder te zijn geweest dan bier dat door of voor de burgers van een bepaalde stad werd gebrouwen. Het lijkt niet om een biersoort met bepaalde specifieke eigenschappen te zijn gegaan. Zoals bekend is een Engelse Porter een bruin/zwart bier gemaakt uit bruine mout met veel hop. In oude documenten uit de Nederlanden wordt echter ook gesproken over wit poorterbier. Ook is er sprake van uiteenlopende alcoholpercentages. Dat duidt niet op een generieke bierstijl en maakt de link met het Engelse porter minder waarschijnlijk.

Op de site van Bierhistorie Delft valt te lezen dat poorter bier vroeger een bier was dat binnen de poorten werd gebrouwen en ook binnen de poorten moest worden genuttigd. Er mocht binnen de stad alleen bier worden verkocht dat in de stad was gebrouwen. Poorterbier lijkt een rol te hebben gehad in het protectionisme dat veel steden sinds de opkomst van de brouwnijverheid en bierexport toepasten. De bierhandel nam, zoals in eerdere blogs te lezen valt, vanaf de 14e eeuw een grote vlucht. Steden als Haarlem en Delft exporteerden het grootste deel van hun productie. Dit had natuurlijk ook een keerzijde. In andere steden werden de lokale brouwers in hun bestaan bedreigd door deze succesverhalen. Er werden importheffingen op die buitenbieren opgelegd om de eigen industrie te beschermen. Veelal werden bieren van buiten de regio simpelweg verboden. Inwoners van de stad waren min of meer verplicht om bier van binnen de poorten van de stad drinken. Poorterbier dus. Veelal waren die eigen bieren van mindere kwaliteit zodat bieren van buiten de stad meer gewild waren. Hierdoor werden de plaatselijke brouwers in hun belang geschaad. De gemoederen over welk bier men moest drinken konden flink oplopen. Het meest extreme voorbeeld hiervan is het Leeuwarder bieroproer uit 1487. Toen leidde het drinken van "buitenbieren" zelfs tot een moordende en plunderende menigte van 8000 man in de stad (voor het hele verhaal zie: http://bieroproer.weebly.com/het-verhaal-de-korte-versie.html). Poorterbieren waren dus eigen stadsbieren, maar waren geen echte biersoorten. Ze bestonden in allerlei soorten. De naam Poorter blijft voorkomen totdat de Porters uit Engeland begin 18e eeuw opkomen. Daarna wordt het min of meer synoniem voor Porter en wordt het meer een soortaanduiding. Helaas lijkt Poorter dus geen voorloper van Porter te zijn. Hoe dat dan wel is ontstaan is komt nog wel eens aan de orde in een volgende blog.

De vraag over wat nu precies poorter was kwam bij me op toen ik las over het bier Poorter van Witte Klavervier. Helaas wordt dit bier al een tijd niet meer gemaakt. Toch wilde ik het wel graag eens
proeven. Een intensieve speurtocht (waar ik, mocht je het interessant vinden, hier meer over schrijf: https://www.facebook.com/jacco.denouden.98/posts/118911152169011) volgde. Uitkomst is dat ik het nog heb kunnen scoren. Weliswaar met een houdbaarheidsdatum tot juni 2015, maar uw koene reporter ondergaat ieder gezondheidsrisico om jullie toch een impressie van deze lekkernij te kunnen geven.....wat je al niet moet doen om een beetje leuke content voor je blog te organiseren. Anyway, dit bier was wat mij betreft ondanks de houdbaarheidsdatum een traktatie. Het is een dik, moutig en vol bruin bier met een potente schuimkraag. Dat laatste verbaast me wat omdat dit vaak minder wordt bij bieren die over de datum zijn. Licht geroosterde zoete karamel en chocolade proef ik. Hij is erg zacht. Natuurlijk weet ik niet of dat zo hoort of dat de scherpe randjes er door de tijd zijn afgesleten. Heel leuk om deze nog te kunnen proeven al weet ik natuurlijk niet of dit bier nog smaakt zoals de brouwer het bedoeld heeft. Daarom ben ik ook op zoek gegaan naar andere bieren die onder deze noemer nu nog op de markt worden gebracht.

De Lowlander Poorter is sinds een jaar op de markt. Lowlander profileert zich goed. Ze brengen een
aantal bieren op de markt met allen een heel fraaie vormgeving en een historische kwinkslag. De Poorter is er daar 1 van. In de begeleidende tekst wordt gesproken over hardwerkende havenarbeiders uit de lage landen. Dat wordt zo wel een historische potpourri. Die havenarbeiders waren immers de oorsprong van de porter uit Engeland terwijl de Nederlandse Poorter vernoemd is naar binnen de stadspoort wonende burgers. Om het overzichtelijker te maken is deze Poorter ook nog eens een porter in de Engelse stijl. Donkerbruin, tegen het zwart. Een flinke schuimkraag. Zwaar moutig. Geroosterde chocolade, zoetigheid en drop. Redelijk bitter, maar niet te veel. Ruikt naar vanille en mout. Toch niet zwaar. Een prima porter, daar niet van en de vormgeving doet veel in de beleving. Jammer alleen dat het verhaal erbij niet helemaal klopt.

Als laatste wederom een bier van Bierhistorie Delft. De Delftse Poorter. Vooraf verwacht je toch een porter-achtig bier. Dat is deze duidelijk niet en probeert dat ook niet te zijn. Het is een lagerbier met een amberkleur. Komt in de buurt
van een bruinbier of bokbier. Redelijk dun/waterig. Vrij aardig. Geen hoogvlieger wat mij betreft, maar misschien komt dit wel meer in de buurt van de historische poorters dan de bieren die tegenwoordig onder de noemer poorter worden verkocht, want dat zijn toch voornamelijk gewoon Engelse porters. Omdat een Poorter eigenlijk geen vastomlijnde stijl was kan dat natuurlijk ook. Het onderscheid tussen een Poorter en een Porter wordt er daardoor niet duidelijker op. Oh well, dat is een onderscheid dat waarschijnlijk alleen door biernerds als ik van belang wordt geacht. De rest van de goegemeente drinkt hun Poorters zonder verdere stampij te maken. Ik wilde toch graag weten hoe het zat en denk er zo'n beetje uit te zijn. Het gaf mij in ieder geval een leuke aanleiding om wat dieper te speuren in het Nederlands bierverleden en een paar mooie bieren te leren kennen. Santé.

woensdag 20 september 2017

7. Dunbier


Voor we de mistige bierhistorie van de 16e eeuw induiken maken we eerst een aantal zijsprongetjes richting bieren die minder goed in een chronologische tijdlijn zijn te vangen. Het eerste uitstapje hierin betreft dunbier, ook bekend als kleinbier. Dunbier heeft nog onder vele andere namen bekend gestaan. Zo kwam ik tegen: schein-, schenkel, scharre-, scharrel-, stuyver-,smal-,  stande-, standel-, na-, slecht-, scher- en scherpbier. Ook zou het bekend zijn geweest als leckwort, scheving, scheiding, komboren, nagoed, lexsel, kym-waert, kinwort, knirt, knit en klitsert. Er zullen vast nog wel meer benamingen zijn geweest. Wellicht wat neerbuigende benamingen. Ook het gezegde dat iets "geen kleinbier" is geeft al aan dat deze bieren weinig waardevol waren. Wel terecht, maar er wordt dan toch voorbij gegaan aan het feit dat dunbieren een behoorlijk prominente rol in het dagelijks bestaan hebben gehad. Juist deze bieren werden vanaf de 14e tot ver in de 20e eeuw in grote hoeveelheden gedronken. Het waren de bieren voor dagelijks gebruik. Voor bij het ontbijt, tijdens het werk. Bier voor armelui en voor kinderen, maar ook voor de beter gesitueerden. Een eenvoudig bier voor de dagelijkse vochtinname. De bieren die werden gedronken omdat water of melk nog minder gezond of smakeloos werden geacht terwijl alternatieven als koffie, thee of frisdrank nog niet beschikbaar of te duur waren. Van de dunbieren werd tot ongeveer 1700 per persoon tot wel 300 liter of meer per jaar gedronken (schattingen geven 1 tot 2 liter per persoon per dag aan).

Dunbier is niet zozeer een biersoort, maar is meer een aanduiding van een slappere, lichtere versie van een ander bier. Laagalcoholisch dus. Zo'n 0,7 tot 2% maximaal. Te weinig om dronken van te worden. De percentages waren zo laag dat er soms niet eens belasting over  hoefde te worden betaald. Het werd niet speciaal gebrouwen, maar werd gemaakt uit eerder gebruikte mout. Nadat het eenmaal was gebruikt voor een "goet bier" werd een 2e en soms wel 3e beslag gemaakt. Het water werd gewoon nogmaals door het graan gespoeld en zo ontstond een suikerarm en daardoor minder alcoholisch en smaakarmer bier. Het werd maar kort vergist waarna het direct verkocht werd. Ook hierdoor bleef de kostprijs (en het alcoholpercentage) laag. De opkomst van dunbieren hangt samen met de ontwikkeling van de brouwnijverheid. Vanaf het moment dat bier op grotere schaal werd gemaakt ontstond er ook meer verschil in kwaliteit van de bieren. Voor de brouwer werd het interessant om uit dezelfde hoeveelheid mout zoveel mogelijk verkoopbaar bier te maken. Een bier voor elk type klant en voor elk moment van de dag. Dit is wel een werkwijze die fraude in de hand kan werken. Het kan soms wel erg aantrekkelijk zijn om een lichter bier voor een zwaarder bier te verkopen. Gaande de 16e eeuw kwamen er steeds meer verboden op het maken en verkopen van dunbier. Enerzijds om  consumenten te beschermen, maar toch zeker ook omdat men van de accijnsvrije bieren af wilde. Als het dan toch nog illegaal werd verkocht werd er ook gesproken over "mondjetoe-bier". Tegen die tijd was ook het thuis brouwen voor eigen consumptie verboden.

Dunbier als zodanig wordt tegenwoordig niet echt meer op de markt gebracht. De functie hiervan is overgenomen door de al genoemde alternatieven Toch heb ik een leuk bier gevonden dat deze voormalige alledaagse versnapering nog eert. Het Delfts Scharrelbier. Uitgebracht naar aanleiding van het 10-jarig bestaan van Bierhistorie Delft. Het is meer een hommage aan dit bier dan dat het echt een dunbier is. Het is namelijk wel speciaal gebrouwen (door brouwerij Klein Duimpje) en geen "tweedehandsbier" zoals een dunbier, of scharrebier hoort te zijn. Eigenlijk
verdient dit alleen maar lof  voor de inspanning natuurlijk. Wie zit er nog te wachten op een derderangs aftreksel? Met 3,5% is dit eigenlijk ook wat te hoog in alcohol. In smaak komt hij redelijk in de buurt van een pils. Niet heel uitgesproken in de smaak, maar dat hoort ook zo. Een uitstekende doordrinker en dat is nou net waar deze bieren ook voor bedoeld waren. Erg leuk dat Bierhistorie Delft het bierverleden op deze manier onder de aandacht brengt.

Dunbieren zijn tegenwoordig niet volledig uitgestorven (al scheelt het weinig). De hedendaagse tafelbieren kunnen gezien worden als een voortvloeisel hieruit. Tafelbieren komen vooral in het zuiden van het land en in België nog voor al neemt het gebruik de laatste decennia in rap tempo af. Het was gebruikelijk om een licht bier bij de maaltijd te nuttigen of om te gebruiken bij de bereiding van gerechten als stoofvlees. Het werd zelfs op middelbare scholen verstrekt. Tegenwoordig vrijwel ondenkbaar. Dat algemene gebruik is door meer bewustwording over levensstijl en gezondheid sterk verminderd. Waarschijnlijk terecht, maar je kunt je afvragen of we nu zoveel beter af zijn. Frisdrank heeft de rol van het tafelbier goeddeels overgenomen. Dit bevat veel meer suikers dan het natuurproduct bier. Alcohol is niet goed, maar hoeveel kwaad kan het in kleine percentages? Vergiste sinaasappelsap bevat al enige tiende procenten alcohol. Een tafelbier bevat wel iets, maar niet heel veel meer alcohol. Zouden we werkelijk beter af zijn met al die geraffineerde suikers in frisdrank? Ik weet het niet en moet me maar beter niet aan dit soort vragen wagen. In België is het merk Piedboeuf nog de voornaamste producent van tafelbier.
Ik heb de blonde versie eens kunnen proberen. Het zit in een plastic 75cl fles met frisdrankdop. Daar krijg je al gelijk een fijn "speciaalbiergevoel" bij. Het bevat 1,1% alcohol dus daar kun je inderdaad een flinke hoeveelheid van wegklokken. Tja, qua smaak stelt het allemaal niet zoveel voor. Een vlak en waterig bier. Niet echt verwonderlijk en ook niet echt erg. Dit bier pretendeert immers niet meer dan dat te zijn. Ik vind het leuk om het eens gedronken te hebben, maar kan er verder weinig mee. Ik ben dan ook een echte Hollandse kaaskop. Niet opgegroeid in een cultuur waarin dit werd gedronken. Kan me voorstellen dat dit voor de zuiderlingen onder ons een mooi stuk nostalgie is. In Nederland is het meest voorkomende tafelbier het Oud Bruin zoals dat vanaf medio jaren dertig van de 20e eeuw op de markt kwam. Nog zo'n bier waarvan bij de gemiddelde beergeek het glazuur van de tanden springt en die waarschijnlijk zijn langste tijd heeft gehad. Voor nu gaan we daar maar niet dieper op in. Dat komt op een later moment.

De logische tegenhanger van dunbier was hoe verrassend: Dik Bier.  Ook deze term duidt niet op een echte biersoort, maar is meer een kwaliteitsaanduiding. Of het nu een kuit, een hoppenbier of en gruitbier is, ze kunnen allen dun, danwel dik of "goet" zijn. Jopen heeft
toevallig recent een "Dikke Kuit" op de markt gebracht. Ik vind het nog wel leuk om die in deze context te benoemen. Ook omdat de vorige blog over kuitbier ging. Deze "padvinderskuiten" is een zeer atypische kuit. Hij is namelijk gitzwart terwijl kuit eigenlijk een soort oer-witbier was. De kleur komt van de gebrande mout die is gebruikt. Het geeft het bier een nogal stoutachtige, lichte rooksmaak. Met zijn 7,5% is hij zeker wel als dik te omschrijven. Dik betekende meer ingrediënten, meer mout, meer suikers en daardoor meer alcohol. Dat gaat zeker voor dit bier op. Een prima bier en wederom een leuke knik richting het verleden van Jopen.........waar zou deze blog toch zonder hen zijn??

Dunbier/tafelbier zal de komende decennia waarschijnlijk volledig verdwijnen. Het zijn nu nog de oudere generaties die het mondjesmaat gebruiken. Er komt een moment dat het niet meer loont om dit in de markt te zetten. We zullen het zien. Wellicht dat het op de een of andere manier toch zijn rol in het huidige vitale bierlandschap kan behouden. Vanuit historisch oogpunt alleen al zou het toch jammer zijn als dit helemaal verdwijnt!

maandag 11 september 2017

6. Kuit


1392 - 1900


Zoals in een eerdere blog al geschreven kwam er vanaf 1374 een nieuw bier onze kant op vanuit de Duitse Hanzesteden. Een nieuw bier dat direct goed in de smaak viel. Het was licht, verfrissend en niet zo duur als het Hoppenbier. Het Hamburgs Wit was een opvallende nieuwe verschijning tussen de zwaardere hoppenbieren en de nog aanwezige, maar steeds minder populaire gruitbieren. Het werd al snel populair in de Hollandse en Vlaamse steden. Dit viel de Hollandse handelaren en brouwers natuurlijk ook op en zij wilden graag een vergelijkbaar bier zelf op de markt brengen. Probleem hierbij was dat het Hamburgs Wit met maar liefs 90% gerstmout werd gemaakt. Gerst was eind 14e eeuw nog erg schaars in Nederland en dus duur. Gerst groeit niet goed op de drassige Hollandse grond.

Toch lukt het de Hollanders zo rond 1390 om een vergelijkbaar verfrissend blond bier te maken. Het bier werd nog gemaakt met tenminste 45% gemoute haver en was daardoor flink goedkoper dan het Hamburgs Wit. Kuit is ook in vergelijking met Hoppenbier een goedkoop bier om te maken door o.a. een kortere kooktijd. Het was dus goed betaalbaar voor een groter deel van de consumenten en werd daardoor al snel razend populair. De eerste officiële vermelding van dit kuitbier stamt uit 1392. Het betreft een verordening waarin wordt aangegeven dat geen kuitbier als (het duurdere) "Hoemburghs" bier mag worden verkocht. Blijkbaar kon dat dus en daarom moet kuit behoorlijk op het Hamburgs Wit hebben geleken. Dat vonden de Noord Duitsers niet zo prettig. Het mondde uit in een handelsoorlog waardoor vanaf 1397 de import van Hamburgs bier werd verboden. Dat werd later wel weer opgeheven, maar de Noord Duitsers kwamen de slag toch niet meer te boven. Het initiatief was vanaf 1400 aan Holland. Hamburgs Wit was een duur bier en met een goedkoper, goed vergelijkbaar alternatief was de keuze van de consument snel gemaakt.

Kuit dus. Dit bier stond bekend onder vele namen. De meest voorkomende waren koyt, koeyt, koeyte, koyte, kueyte, keute keite of Keyte, ofwel met een C of een K gespeld. Kuit werd enorm populair. Het was DE hit op de biermarkt in Noordwest Europa in de 15e eeuw. Het was zo populair dat kuit min of meer een synoniem voor bier was. Een beetje zoals pils dat tegenwoordig ook voor veel mensen is. Hele stadseconomieën waren voor een flink deel afhankelijk van de kuitaccijnzen. Aanvankelijk nam Haarlem het voortouw, maar geleidelijk werd Gouda de grootste bierstad van de lage landen. In een paar decennia verachtvoudigde daar het productievolume. Rond 1445 produceerde de stad zo rond de 15 miljoen liter per jaar. Hiervan was maar een paar procent voor gebruik binnen de stadsmuren. Het
overgrote deel werd geëxporteerd naar Duitsland, Engeland en vooral naar het huidige België. Steden als Antwerpen, Gent en Brugge waren goeddeels afhankelijk van de Hollandse Kuit. In Antwerpen werd het bier in zulke grote hoeveelheden ingevoerd dat de Goudse schippers in 1447 een eigen losplaats kregen. Het huidige Bierhoofd. De import van Hamburgs Wit was toen al praktisch tot nul gereduceerd. Het was nog een luxebier voor de gegoede burgerij, maar de gewone man dronk kuit. Rond 1470 was de markt op zijn absolute top. Gouda had toen wel zo'n 200 brouwerijen. Dat fraaie stadhuis op de markt in Gouda zou er een stuk minder frivool hebben uitgezien zonder het kuitbier. Dat is wel zeker.

Met zoveel succes is het natuurlijk niet vreemd dat er kapers op de kust komen. Na Brabantse steden als Den Bosch ging men in de Zuidelijke Nederlanden na enige tijd ook zelf een verfrissend en licht allemansbier maken. Dat was het begin van het einde. Vanaf 1475 gaat het steeds slechter met de Hollandse Biernijverheid. Steden als Hoegaarden en Leuven ontwikkelden zelf een behoorlijke brouwindustrie en snoepten zo steeds meer marktaandeel af. Hoegaarden zei u? U bedoelt de thuishaven van het "Origineel Belgisch Witbier"? Het bier dat zich met trots beroept op een historie die wel teruggaat tot 1445..........was dat niet toevallig net de periode dat die stad overspoelt werd door de Hollandse Kuit? Juist ja, dat bier. Kuit is een aantoonbare voorloper van het
huidige  "Belgisch" witbier. Nou ja, we hoeven er ook weer niet te trots over te doen. Wij hadden het trucje immers ook niet helemaal zelf bedacht. Feit is dat België rond 1500 goeddeels zelfvoorzienend was op biergebied en we kunnen wel stellen dat dit nog steeds het geval is.

Misschien hebben we het ook wel een beetje in de hand gewerkt. De kwaliteit van het kuitbier is nogal aan inflatie onderhevig geweest gedurende zijn bestaan. Rond 1400 was het een absoluut kwaliteitsbier tegen een aantrekkelijke prijs. Het alcoholpercentage varieerde zo tussen de 4 tot 6,5%. Door graantekorten, stijgende graanprijzen, wisselende kwaliteit van het brouwwater (door verstedelijking), handelsoorlogen en een af en toe ongezonde handelsgeest werd het kuitbier steeds slapper of ander gezegd "dunner" (meer liters bier uit eenzelfde hoeveelheid grondstof). Rond 1550 bevatte het gemiddeld nog maar zo'n 2% alcohol. Het uitbreken van de tachtigjarige oorlog verbeterde de situatie zeker niet. Rond 1600 was kuit echt een bier voor armelui. Als je in die tijd eens echt een goed bier wilde drinken dan waren andere, betere kwaliteitsbieren beschikbaar (daar komen we nog op terug in volgende blogs). Het verval werd eerder wel tegengegaan door vanaf 1433 bijvoorbeeld de introductie van dubbele kuit. Het mocht niet baten. Die dubbele kuits waren op hun beurt ook weer onderhevig aan deze inflatie, een fenomeen dat zich nog wel vaker bij andere bieren zal herhalen. Ondanks het verval is kuitbier toch een bier om trots op te zijn. Het is namelijk een van de langst bestaande bieren in de Nederlandse biergeschiedenis. Zo'n 500 jaar. Het bier werd aantoonbaar nog gemaakt rond 1900, maar waarschijnlijk nog wel langer. Het was echter geen schim meer van wat het geweest was. In brouwboeken van 1875 komt het alleen nog voor als het allerslapste nabier waar zelfs geen belasting meer over hoefde te worden afgedragen. Een tragisch einde............of toch niet?

Vanaf 2013 is het kuitbier met veel succes nieuw leven ingeblazen door de heren van de Campagne
Nederlandse bierstijlen (CNB). Men heeft het recept door gedegen onderzoek kunnen vaststellen en sindsdien wordt het bier weer veelvuldig gemaakt (natuurlijk wel zoals dat voor het verval gebeurde). Het is ze in 2015 zelfs gelukt om het bier erkend te krijgen door de Brewers Association. Dat maakt dat kuit officieel de enige bierstijl is die zijn oorsprong in Nederland heeft. Toch een leuk feitje dacht ik. De kuitbieren zijn weer goed beschikbaar en dat zorgt ervoor dat ik er een aantal aan een smaaktest kon onderwerpen. Gezien het voorgaande is het natuurlijk prachtig dat er ook in Gouda tegenwoordig weer een kuit wordt gemaakt. Goudsch Kuyt is een voor de stijl iets donkerlkleurige kuit. Dat komt door het gebruik van ambermout. Dat lijkt niet helemaal representatief voor de stijl. Buiten de kleur wel een bier dat echt in de "kuitstijl" past. De brouwer zegt zich te baseren op een 15e eeuws recept dus tja, wie ben ik dan om te zeggen dat hij wat te donker is? Het is in ieder geval een zeer smaakvol bier. Mild, maar met een goede body.

Een ander, wellicht bekender bier, is het Jopen Frans Hals bier. Dit bier lijkt helemaal in lijn met het recept van de CNB. Een troebel, blond tot witbier met en flinke schuimkraag. Met zijn 6% alcohol
past hij prima in de range zoals die in vroeger tijden ook was. Misschien is het wel goed om hier de hoofdkenmerken van een kuit eens aan te geven (ja, mag het eindelijk eens....). Kuit is een bovengistend gehopt troebel, blond bier van lichte moutsoorten. Het is tamelijk bitter. Veel haver, maar daarnaast ook gerst en tarwe in een vaste verhouding. Het bier heeft een droge smaak. Jopen bereikt dat hier goed door een saisongist te gebruiken. Er mogen alleen Europese hopsoorten worden gebruikt. Het gebruik van haver geeft het een frisse en toch volle smaak. Het Frans Halsbier werd voor het eerst in 2013 gemaakt omdat dit het Frans Halsjaar was. Sindsdien is hij gelukkig nog een aantal malen gemaakt. Wat mij betreft hopelijk niet voor het laatst.

Nog een fraaie kuit vind ik de Elser kuit van de Naeckte brouwers. Qua uiterlijk vergelijkbaar met het bier van Jopen. Qua smaak ontlopen ze elkaar ook niet veel. Wel opvallend bij dit bier is het aroma van graan en gras. Een heerlijk zomerbier. Elser in de naam van dit bier uit Amstelveen verwijst naar de Elsrijke omgeving die er nu en in de 15e eeuw blijkbaar rond Amstelveen was. Kijk, zo leer je nog eens wat. Er zijn nog legio aan andere kuiten. Ik heb er de
afgelopen periode wel meer geprobeerd, maar het gaat te ver om ze hier allemaal op te nemen. Het is in ieder geval goed te zien dat de stijl weer levend is en dat ervan genoten wordt.

Aan de basis van de kuitrevival heeft Freek Ruis van Witte Klavervier gestaan. Deze brouwerij is een van de pioniers op het gebied van historisch bier in Nederland. Hun website https://www.witteklavervier.nl/nl/ is een ware goudmijn voor de in historie geïnteresseerde bierliefhebber. Ik doe er veelvuldig een beroep op voor deze blog. Echt een aanrader. Het was moeilijk om aan de bieren van deze brouwerij te komen. Ik heb Freek Ruis daarover benaderd. Hij gaf mij aan dat ze momenteel minder actief zijn omdat ze bezig zijn met de oprichting van een historische mouterij. Dat is op zichzelf een heel goed idee. Kuit bijvoorbeeld is tegenwoordig veel moeilijker te maken dan in de 15e eeuw. Dat komt omdat er tegenwoordig alleen nog maar veredelde haver bestaat. Met dat soort haver is het veel lastiger brouwen dan met de dikkere historische haver. Alle hulde dus aan Freek voor dit initiatief............, maar stiekem hoop ik wel dat we in de toekomst niet verstoken blijven van de prachtige historisch getinte brouwsels van De Witte Klavervier. Ik heb hun Dubbele Kuit op de kop weten te tikken. Een voornaam verschil tussen een gewone en een dubbele kuit is dat het aandeel gerst bij de dubbele kuit groter is dan het aandeel haver. De dubbele kuits waren daarmee de eerste bieren in de lage landen die voor het grootste deel met gerstemout werden gemaakt. De dubbele kuits ontstonden vanaf 1433 en hebben maar kort bestaan. Ook bij dit bier trad de zgn. bierinflatie op waardoor een dubbele kuit al snel niets anders was dan de oorspronkelijke gewone kuit. Het onderscheid werd dan ook in 1468 per officiële verordening opgeheven. Voor zover ik kan nagaan is dit nu de enige dubbele kuit ter wereld. Extra leuk dus. Het wijkt duidelijk
af van de andere kuits die ik dronk. Allereerst is het dikker, stroperiger en
 veel troebeler. Dubbel betekent in bierland verder dat er meer ingrediënten zijn gebruikt en dat lijkt hier te kloppen. Verder valt het behoorlijk fruitige aroma op en ook de fruitige smaak. Een beetje sinaasappel/grapefruitachtig. Ook wat bitterder daardoor. Qua alcohol blijft het netjes met 6.5%. Erg leuk om dit unieke bier nog te kunnen drinken.

Kuit is wat mij betreft een prachtbier met een interessante historie waar we zeker trots op mogen zijn. Goed dat we er tegenwoordig weer volop van kunnen genieten.

maandag 4 september 2017

5. Hoppenbier

1320 - 1580

Zoals in de vorige blog aangegeven werden vanaf het laatste kwart van de 13e eeuw steeds meer hoppenbieren vanuit de oostelijke Hanzesteden naar de lage landen geïmporteerd. Hollandse brouwers zagen hun kans schoon en begonnen deze bieren na te maken. Aanvankelijk waren de Hollandse hoppenbieren van duidelijk mindere kwaliteit. Hier moest men nog leren omgaan met hop. Ook was er minder gerst voorhanden. Dit zorgde dat de hopbieren uit de lage landen gemout werden met grote hoeveelheden haver (tot wel 75%). Langzaamaan veranderde verhouding en werd er meer met gerst gebrouwd. Zo werden de bieren beter en veroverden zij een groter deel van de markt. Rond 1345 kwam zo'n 40% van het hopbier van eigen bodem. 100 jaar later werd er nog nauwelijks Hanzebier geïmporteerd. Hop werd wel in de lage landen verbouwd, maar gerst wilde niet echt wortel schieten in de drassige Hollandse grond. Daarom werd dit ingevoerd uit de Baltische staten en Noord-Frankrijk.

In de 14e eeuw ontstond een flinke brouwindustrie. Steden als Haarlem, Delft, Gouda, Leiden, Dordrecht en Amersfoort groeiden uit tot echte biersteden waarbij veelal 50% of meer van de stadsbegroting afkomstig was uit het brouwwezen. De brouwers waren dan ook heren met aanzien die hun handel combineerden met het bekleden van allerlei openbare functies. Heren zeg ik hier, want met het ontstaan van een brouwindustrie werd brouwen een beroep dat vooral door manen werd uitgeoefend. Bieren werden niet alleen voor consumptie binnen de eigen stadsmuren gemaakt, maar ze werden ook geëxporteerd naar andere steden of landen. Dit ging niet altijd zonder slag of stoot. Met bier waren veel belangen gemoeid. De kwaliteit van het Hollands Hoppen nam gaande de 14e eeuw toe en daardoor kon het steeds meer concurreren met de oosterse Hanzebieren. Tel hierbij op dat die bieren steeds duurder werden omdat ze extra werden belast en het is te begrijpen dat de Hanzebieren eind 14e eeuw vrijwel uit de markt waren verdrongen. Hamburgs wit en Bremer rotbier waren enkel nog luxebieren voor de gegoede burgerij. Hollands Hoppenbier werd binnen het huidige Nederlandse grondgebied verhandeld, maar ook in grote hoeveelheden naar Duitsland, Engeland, Frankrijk en het huidige België. In het Vlaamse Lier kwam in 1408 bijvoorbeeld 75% van al het bier uit Holland. Vooral Haarlem spande de kroon. Hopbrouwen kwam in Vlaanderen pas vanaf het laatste kwart van de 15e eeuw op gang. Het was begrijpelijk dat de Vlamingen zelf hun bieren gingen maken. Waarom immers al die florijnen richting het noorden sturen terwijl de omstandigheden om o.a. hoppenbier zelf te maken ter plekke prima waren. Leuk feitje hierbij is dat er Hollanders naar Vlaanderen werden gehaald om de brouwers daar de fijne kneepjes van het brouwen met hop aan te leren. De gemiddelde Belg gruwelt waarschijnlijk bij de gedachte dat zij van hun noorderburen hebben moeten leren hoe zij het gerstenat moesten maken waar zij nu wereldwijd om bekend staan.

Wat was dit 14e eeuwse hoppenbier nu eigenlijk voor bier? De exacte smaak is moeilijk te achterhalen, maar uit beschrijvingen wordt duidelijk dat het om een behoorlijk massief bier ging. Het was immers gemodelleerd naar het Bremer Rotbier. Een dik en stevig troebel bier met een roodbruine kleur. Behoorlijk moutig en stevig in alcohol. Schattingen lopen uiteen van zo'n 5 tot 8,5%.Een bier
met duidelijk veel voedingswaarde. Wrang en bitter in smaak door de hop, maar ook zacht en zoetig. Dat lijkt toch niet goed overeen te komen met het Jopen Hoppenbier dat tegenwoordig op de markt is. Dit bier is meer een nevelig dan troebel bier. Het heeft geen rode kleur, maar is blond. Het is ook niet stevig, maar eerder fris. Een beetje pils-achtig zelfs, maar dan wel wat hoppiger. Eigenlijk gewoon een prima doordrinker hoewel hij met 6.8% weer wat te stevig is om daarvoor door te gaan. Een prima bier, maar dit is toch anders dan hoe het Hoppenbier uit de 14e eeuw werd beschreven. Jopen Hoppenbier was het eerste bier dat Jopen in 1994 uitbracht. Het werd gemaakt ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van de stad en vormde het startpunt voor Jopen als onderneming. In 1994 stond het onderzoek naar historisch bier nog op een veel lager peil dan nu. Dit bier is ongetwijfeld met de beste bedoelingen ontwikkeld, maar lijkt de plank historisch gezien toch mis te slaan. Het blijft natuurlijk wel een monument voor het historisch bier in Nederland. Als deze er niet was geweest dan waren de historische bieren die Jopen later op de markt bracht en die historisch gezien meer correct zijn er misschien wel nooit gekomen. Het is hoe dan ook passend dat er weer een Haarlems Hoppenbier bestaat.

Ik heb wel een ander bier gevonden dat dichter in de buurt lijkt te komen bij authentiek 14e eeuws Hoppenbier. Het gaat om Amersfoorts Hoppen 1475 van Rock City beers uit Amersfoort. Dit is wel een dik en stroperig bier met een prachtige roodbruine kleur. Met zijn 8,5% lijkt dit ook meer op een luxebier wat de hoppenbieren in de 14e eeuw ook waren. Misschien is het niet zo verwonderlijk dat dit bier erg authentiek is. Het is namelijk ontwikkeld in samenwerking met historicus Leen Alberts. Dat is iemand die zijn sporen in de bierhistorie ruimschoots heeft verdiend. Met boeken als "bier drinken met maten" en "brouwen aan de Eem" heeft hij veel kennis over de bierhistorie weten te ontsluiten voor een groter publiek. Ook is hij betrokken bij de campagne Nederlandse bierstijlen (http://bierstijlen.nl/) en de recent gestarte Stichting Nederlandse Biercultuur  (https://www.nederlandsebiercultuur.nl/. Zeker iemand met verstand van zaken dus en dat straalt ook
van dit prachtbier af. De vormgeving verraadt tevens dat dit met veel passie is gemaakt. Qua smaak onderscheidt dit bier zich van de meeste andere bieren die ik ken. Wrang, moutig en behoorlijk bitter (het is immers een hoppenbier). Toch ook zoet en kruidig. Dit laatste is een specifieke eigenschap van de haver. Het bier heeft ook een lichte rooksmaak. In de middeleeuwen werden de ketels met turf gestookt. De bieren zullen daarom destijds ook rokerig zijn geweest. Wat mij betreft is het jammer dat dit bier maar eenmalig gemaakt is. Het zou nogal duur zijn om het te maken omdat er wel 2 maal zoveel mout in gaat als bij de tegenwoordige bieren. Er is eenmalig 600 liter van gebrouwen. Jammer hoor. Dit zou wat mij betreft blijvend beschikbaar moeten zijn voor iedere geschiedenisfanaat met dorst. Het Amersfoorts Hoppen 1475 overtreft het Jopen Hoppenbier duidelijk in kwaliteit/luxe (ondanks dat het Jopenbier ook een prima bier is). Ik vind dat wel passend. In de 14e eeuw was Amersfoort namelijk ook de stad die zich vooral onderscheidde van de andere biersteden door de hogere kwaliteit van het bier. Dit kwam waarschijnlijk door het water van de Eem, maar ook op de verdere ingrediënten werd niet beknibbeld. Amersfoorts Hoppen was wel 2 maal zo duur als hoppenbieren uit andere steden en vond bij de rijkere burgers, boeren en edelen toch gretig aftrek. Dat kan alleen maar verklaard worden door een uitmuntende kwaliteit lijkt me. De geschiedenis heeft zich op dit punt nu dus herhaald. De cirkel is rond.  

In de 16e eeuw werd hoppenbier steeds minder populair. Er kwam een nieuw bier dat de markt veroverde. Het ging eveneens om een "verhollandst" Hanzebier. De Hollandse brouwers maakten met succes het Hamburgs wit na en dit werd het grote succes van de 15e eeuw. Hoppenbier bleef bestaan als gelegenheidsbier, maar de gewone man dronk doorgaans een nieuw bier genaamd kuit. Daarover de volgende keer meer.